De Maatschappij van Weldadigheid wil armoedige gezinnen uit de grote steden helpen om een eigen bestaan op te bouwen als boer. Er worden 7 kolonies gesticht waar woeste gronden worden ontgonnen, onder andere de Ommerschans.

Willem I is een energieke koning die, na de nederlaag van Napoleon in Waterloo in 1815, probeert om de economie in het verarmde Nederland weer tot bloei te brengen. De monarch geeft daarom Johannes van den Bosch toestemming om de Maatschappij van Weldadigheid op te richten. Van den Bosch heeft namelijk een baanbrekend plan bedacht. Hij stelt de steden in staat om werk- en daklozen als kolonisten uit te zenden om woeste gronden te laten ontginnen zodat ze een nieuw bestaan kunnen opbouwen.

Willem I

De eerste kolonie die wordt opgericht is Frederiksoord. Deze kolonie is volgens een vast patroon ingericht. Elk gezin krijgt eenzelfde volledig ingerichte boerderij met 3,5 hectare grond in leen, waar men zich kan bekwamen tot zelfstandige pachtboeren. In 16 jaar moeten ze hun schuld afbetalen.

Niet alle kolonisten gedragen zich echter als voorbeeldige burgers. Voor hen wordt de straf- en bedelaarskolonie Ommerschans opgericht in 1822. Hier moet men onder dwang op het land en in de werkplaatsen werken. Daarnaast worden er bedelaars, vondelingen en wezen gehuisvest en tewerkgesteld. Binnen de gracht bouwt men een vierkant kazerneachtig gebouw van 100 bij 100 meter en 2 verdiepingen hoog, op dat moment het grootste gebouw van Nederland. Het biedt plaats aan 1200 kolonisten.